“Gasten” (Een bemoeiverhaal) (slot)

“Ga De Verstandige maar halen. Kamer 17,” zei Maria Stuivenberg, “Hij is onze enige hoop.” Ze hadden samen geprobeerd iets van het creatieve brein terug in het gapende gat te stoppen. Maar het was een warboel. Niks paste goed en alles liep door elkaar heen. De puzzel was te moeilijk voor hun niet creatieve breinen. Losse delen wilden niet meer hechten en stukken brein knapten als knalerwtjes soms gewoon uit elkaar. Flarden kleur dropen langs het gezicht van de schrijver naar beneden.

“Maar wat als De Verstandige straks zegt dat ie nooit meer kan schrijven?!”, vroeg Jan Vermeer, “Dat zou verschrikkelijk zijn.”
“Dat gaat ie nooit zeggen,” zei Maria Stuivenberg, “Daar is ie veel te verstandig voor. En bovendien, ‘Nooit’ is nooit van toepassing. Zo werkt dat niet. Net zoals ‘kunnen’. Kunnen kan niet in dit soort situaties. Dat is in jouw vocabulaire niet voor te stellen, maar het is zo. Jij was als innerlijke criticus te gast in dit hotel. Ik heb je er juist uitgezet omdat iedereen zo’n last had van je taalgebruik en je persoonlijke aanvallen.”

“Ik ben gewoon eerlijk in wat ik vind. Dat zouden de anderen ook veel meer moeten doen. Kijk wat het oplevert als je altijd maar het positieve zoekt. Dan knalt de boel op een gegeven moment aan grenzeloosheid.”
“Ga De Verstandige nou maar halen, want met dit gezwets van jou komen we niet verder. Je snapt het nog steeds niet. Opschieten nu. Als we niet snel handelen gaat straks de hele schrijver er aan onderdoor.”
Jan Vermeer snelde naar kamer 17 en klopte op de deur.
“Ben je daar eindelijk?”, klonk een stem uit kamer 17, “Dat zou tijd worden. Kom binnen. Oh ben jij het zelf Jan Vermeer. Onze innerlijke criticus. Ben je eindelijk verstandig geworden?”
“Om de dooie dood niet,” zei Jan Vermeer, “Ik hoef niet verstandig te worden.”
“Oh, je wilt mijn plek innemen,” zei De Verstandige, “Dat lijkt me niet verstandig haha.”
“Kom nou maar mee, het gaat niet goed met de schrijver. Hij heeft zijn creatieve brein opgeblazen.”
“Dat verbaast me niets,” zei De Verstandige, “Daar heb ik hem al vaker voor gewaarschuwd. Maar ja, creatief brein hè? Dat wil niet luisteren en gaat alle kanten op. Tot het teveel onder druk komt te staan. Zeker als het teveel schade heeft opgelopen door individuen zoals jij.”
“Schiet nou maar op,” zei Jan Vermeer, “Maria Stuivenberg, zei dat we de schrijver kunnen verliezen als we niet snel handelen. En als de schrijver niet meer schrijft… dan bestaat dit verhaal ook niet meer. En wij dus ook niet!”
“Maak je maar niet te sappel hoor,” zei de verstandige, “De schrijver blijft heus wel schrijven. Mét of zonder creatief brein. Dat groeit heus wel weer aan. Maar hij moet wel rust nemen. Gewoon niet meer die dagelijkse routine toepassen. Hij moet weer gaan  schrijven om het plezier. Niet om het moeten. Kijk dáár groeit een creatief brein van, van het plezier, snap je? Van moeten, prestatiedruk, komt het onder spanning te staan. Dat hou je een tijd vol, maar na zo’n vier jaar is het wel bekeken. Ik denk dat ie daar is aanbeland. En als ie dan ook nog van genre wisselt… tja da’s nét even teveel.”
“En dat betekent?”, vroeg Jan Vermeer. “Dat betekent dat de schrijver even een tijdje rust neemt. Even geen dagelijkse verhalen meer. Maar zo af en toe eens, als er weer een inspiratiebloem te plukken valt.” “Maar…,” zei Jan Vermeer. “Ja,” zei De Verstandige, hier houdt het even op. Zo kan de schrijver even tot rust komen, zijn creatieve brein laten herstellen, en zich op zijn eigen tijd weer melden.”
Toen hij dit gezegd had, werd dit verhaal omhuld in wolken, verdwenen langzaamaan alle personages in de mist, en werd het  vredig stil.

“Tot snel weer!”, klonk zacht en breekbaar de stem van de schrijver in de verte, “En bedankt voor de support steeds! Het heeft me op de been gehouden! Echt! Bedankt! En ik beloof… ik… kom… teru…..”

______
© 2023 Hugo Vos
Dit is voorlopig even het laatste weekfeuilleton. Zoals je kon lezen trok het een te zware wissel op me. Ik kom vast wel terug met iets anders. Ik heb sinds 1 januari 2019 iedere avond iets geschreven. Vier jaar lang waren het gedichten en sinds begin dit jaar verhalen. Ik mag van mezelf nu even pauzeren. Dank voor het lezen steeds.

“Gasten” (Een bemoeiverhaal) (6)

Jan Vermeer liep terug naar kamer drie om te zien of er nog iets te redden viel. In de gang stonden de gasten uit de andere kamers samengedromd. “Wat is gebeurd?” vroeg de communicatietrainer. “Ja, wat is er aan de hand?”, vroeg de acteur. De theaterdocent keek met zijn hand voor zijn mond kamer drie in. “Het is verschrikkelijk!”, zei hij. De vader kwam aangelopen. “Moet ik iets doen?” en de liefdespartner leunde wat bleekjes tegen de muur. 
“Ga allemaal weer naar uw eigen kamer alstublieft. Er is niks om u zorgen over te maken! Er is een klein incident gebeurd met de schrijver, maar het gaat allemaal weer goed komen.” Er parelde zweet op zijn voorhoofd.

“Dat is die criticus die er door Stuivenberg is uitgezet,” fluisterde de acteur tegen de theaterdocent, “Onmogelijke man!”
“Gaat het hotel nou dicht?”, vroeg de liefdespartner. 
“Mensen gaat u alstublieft naar uw kamers terug. Er is voor iedereen werk aan de winkel, u kunt dat niet zomaar laten vallen en ermee stoppen. Er zijn mensen afhankelijk van u. Pak uw verantwoordelijkheden!”
“Het is zo’n fijne man, die schrijver,” fluisterde de vader, “Hij kan zo fijn vertellen.”
“Ik vind met name zijn gedichten zo bijzonder,” zei de liefdespartner, “Die dóen iets met me!”
“Gaat naar uw kamers!”, sommeerde Jan Vermeer. De gasten dropen zorgelijk af.

Jan Vermeer stapte kamer 3 in en raapte wat kleuren bij elkaar. Het hing in vellen over alles heen. Met zijn handen vol keerde hij terug naar het kamertje achter de gordijnen.
Maria Stuivenberg zat naast de schrijver en bekeek het gapende gat aandachtig. “Ik heb werkelijk nog nooit zoiets gezien,’ zei ze, “het is afschuwelijk en mooi tegelijk.”

“Maar wat ben ik aan het creëren nu?” vroeg de schrijver. “Ik was begonnen met een bemoeiverhaal toen het plotseling volledig uit de hand liep. Ik verdroeg het niet meer! Ik schreef jullie twee mijn verhaal in en kreeg wat suggesties, maar ik kreeg het allemaal niet bij elkaar gevoegd! Toen schreef ik die metaalachtige klik en jullie dialoog en toen BOEM.”
“Stil maar,” zei Maria Stuivenberg, “Jan Vermeer en ik lappen je weer op, en voor je het weet schrijf je weer als vanouds.”
“Maar ik weet niet of ik dat nog wel wil!”, sprak de schrijver, “Ik ben zo moe!”
“Je gaat gewoon weer schrijven,” zei Maria Stuivenberg, “Kijk maar, daar is Jan Vermeer met je creatieve brein, of wat er van over is… Dat zetten we terug en ‘voila!’”
Jan Vermeer liep naar de schrijver en zijn gapende gat. “En nu?”, vroeg hij aan Maria Stuivenberg, “Gewoon terug erin stoppen?”
“Ik heb geen idee,” zei Maria Stuivenberg, “Dat is aan de schrijver zelf. Die ligt dit hier allemaal te verzinnen.”
“En wat als het misgaat?” vroeg Jan Vermeer.
“Ja, weet ik veel!”, zei Maria Stuivenberg, “In het ergste geval houden wij op te bestaan en gaat ie hele andere dingen schrijven. Niks doen is sowieso geen optie.”
“In het ergste geval houden wij op te bestaan…” herhaalde Jan Vermeer. Hij slikte en zijn handen begonnen te trillen.

(Morgen meer)
___________
2023 ©Hugo Vos

Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal. 
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.

(Heb je een leuke titel, een foto of een thema als input voor een nieuw verhaal? Voel je vrij om je suggesties te droppen. Wie weet pakt hij het op.)

“Gasten” (Een bemoeiverhaal) (5)

Ze droegen de schrijver naar de lobby achter de balie langs en door de gordijnen naar het kamertje erachter. Daar stond een bruine versleten kunstlederen bank tegen de muur en aan de andere kant stond een televisie op een laag kastje niksigheid uit te braken. Op een zware eiken salontafel daartussenin stond een halfvol glas port, een asbak, een leeg pak Spritsen en een paar roddelbladen.
Ze legden de schrijver op de bank neer.

“Ja, dit is natuurlijk einde verhaal.” zei Jan Vermeer.
“Voor even,” zei Maria Stuivenberg, “we lappen hem op en dan komt er heus wel weer iets uit zijn pen.
“Hoe dan? Moet je zien! Eén gapend gat! En dat hele creatieve brein van hem was ‘all over the place’!. Hoe zie je dat voor je? Er weer terug in stoppen? Je had hem ook niet zo moeten uitputten! Je hebt hem teveel spanning gegeven.”

De schrijver keek met grote angstige ogen in het rond.

“Moet jij eens even heel goed luisteren Vermeer,” sprak Maria Stuivenberg, “Die man die had ook zelf zijn grenzen kunnen aangeven en dat heeft hij nooit gedaan.” ze voelde aan de randen van het gapende gat. De schrijver deinsde terug.
“Dat kón hij niet, omdat hij, als zou stoppen uit zijn kamer gezet zou worden,” zei Jan Vermeer. En daardoor ging hij zichzelf overschrijven.”
“Alsof jij je handen in onschuld kunt wassen,” bitste Maria Stuivenberg terug, “Nooit was het goed genoeg. Altijd deugde er wel iets en moest er ‘kwaliteit’ geleverd worden! Alsof dat hem niet uitputte?”
“Als jij me niet had weggestuurd Maria Stuivenberg, dan had hij nooit zoveel hoeven schrijven en was er in plaats van kwantiteit kwaliteit voor in de plaats gekomen.” 

“Alsof jij je hebt laten wegsturen!”, snauwde Maria Stuivenberg hem toe, “Dacht jij dat ik niet doorhad hoe jij hem hebt geïndoctrineerd met je criteria? Ik heb die arme drommel de kans gegeven om zoveel mogelijk te schrijven als hij wilde. Ik heb hem juist vrijheid gegeven om zonder jou te kunnen aanklooien!”
“Aanklooien? Je hebt hem laten aanklooien? Dank je de koekoek Maria Stuivenberg!. Je hebt hem iedere avond iets laten posten op de socials. Dat moest ie van jou. En die druk werd hem te groot!”

“Omdat jij er steeds iets van vond Vermeer!”

De schrijver op de bank kuchte.

“Wat?!” schreeuwden zowel Jan Vermeer en Maria Stuivenberg tegelijkertijd naar de schrijver.

“Help me…” piepte de schrijver, “Ik snap mijn eigen verhaal niet meer…”

___________
2023 ©Hugo Vos

(Dit is een bemoeiverhaal.
Je kunt je met het verloop van dit verhaal bemoeien. Welke vragen heb je bij dit verhaal? Waar wil je graag antwoord op? Wat hoop je dat er gaat gebeuren?
Zet het in een commentaar hieronder en wie weet neem ik het mee in het vervolg)

Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal. 
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.

“Gasten” (Een bemoeiverhaal) (4)

Jan Vermeer liep door de stoffige gang en stapte over de brokken van de deur kamer 3 binnen. Zo’n beetje alles wat daar was lag in puin. De gordijnen hingen gescheurd aan de roede die diagonaal voor het gebroken raam hing. Schilderijen lagen op de grond, stukken plafond lagen op het bed, naast stukken stoelpoot en flarden tafelkleed.
Gebroken serviesgoed lag onder de restanten van wat ooit een koffiekarretje moest zijn geweest. Overal lagen vellen papier. Volgeschreven, leeg, vol getekend, bekrast, versnipperd, heel, half, verfrommeld. De grond lag verder bezaaid met potloden, en met de toetsen van een oude typemachine. Het was een puinhoop van kleine onderdelen en losse dingen.
Maar er was meer. Alles baadde in een enorme veelkleurigheid. In het geheel van de bende was ook een soort van schoonheid zichtbaar die iets inspirerends over zich had. Jan Vermeer keek er niet van op.

Vanonder een tafelblad zonder poten staken twee benen uit. Maria Stuivenberg sjorde aan het tafelblad, maar de wastafel lag er bovenop, terwijl die nog half aan de muur vastzat.
“Help me verdomme toch!”, riep Maria. “Die arme drommel moet gered!”
Jan Vermeer snelde toe, trok de wastafel min of meer opzij en duwde met zijn andere hand het tafelblad eronder vandaan. Het lukte hen het tafelblad omhoog te tillen en op zijn kant te zetten.

“Je had het veel eerder onder ogen moeten zien Maria Stuivenberg!,” zei Jan Vermeer terwijl ze op het lichaam keken van de man op de grond. “Je had stop moeten zeggen! Hem moeten remmen toen het nog kon. Kijk toch hoever het gekomen is.”

Op de grond lag de schrijver die hen met grote bange ogen aankeek. Zijn ogen schoten heen en weer tussen de een en de ander. Hij kreunde zacht. Maria Stuivenberg vloekte toe ze de schedel zag van de schrijver. Daar waar ooit een groot creatief brein zat, gaapte nu een groot leeg gat.

___________
2023 ©Hugo Vos

(Dit is een bemoeiverhaal.
Je kunt je met het verloop van dit verhaal bemoeien. Welke vragen heb je bij dit verhaal? Waar wil je graag antwoord op? Wat hoop je dat er gaat gebeuren?
Zet het in een commentaar hieronder en wie weet neem ik het mee in het vervolg)

Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal. 
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.

“Gasten” (Een bemoeiverhaal) (3)

De deur van kamer 3 lag volledig uit haar voegen, geknakt half over de grond en half tegen de muur van het smalle gangetje die op de lobby uitkwam. Een grote stofwolk vulde de gangen. Jan Vermeer was door de drukgolf opzij geslagen en vond zichzelf versuft op de grond terug tegen de plantenbak in de hoek van de lobby.

De gordijnen zwaaiden wild na en in het kamertje daarachter klonk nog steeds het gekwetter van de televisie. Er klonk gevloek. Maria Stuivenberg kwam met een verwilderd gezicht tevoorschijn. “Wat zullen we verdomme nou beleven?!,” riep ze.
Jan Vermeer krabbelde op, sloeg het meeste stof van zijn lichaam af en keek verbijsterd naar de ontstane puinhoop.

“Van jou komt niks dan ellende!”  riep Maria naar Jan Vermeer, terwijl ze naar de uit zijn voegen geslagen deur liep. Er klonk gekreun uit kamer 3. Maria werkte zich door de puinhoop naar binnen.

“Godallemachtig!,” klonk het. Vermeer! Kom helpen. En waag het niet om de hulpdiensten te bellen!

___________
2023 ©Hugo Vos

(Dit is een bemoeiverhaal.
Je kunt je met het verloop van dit verhaal bemoeien. Welke vragen heb je bij dit verhaal? Waar wil je graag antwoord op? Wat hoop je dat er gaat gebeuren?
Zet het in een commentaar hieronder en wie weet neem ik het mee in het vervolg)

Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal. 
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.

“Gasten” (Een bemoeiverhaal) (2)

Er klonk gehoest achter het gordijn. Iemand stond op en het geluid van de televisie bleef onverminderd doorkwetteren. Er was geslof hoorbaar en het gordijn schoof open. Een oude rondborstige vrouw met heftig geblondeerd krullen kwam door de gordijnen tevoorschijn. Ze keek Jan Vermeer aan en wilde weer omdraaien. “Jou hoef ik hier niet meer,” sprak ze, “Ik wil dat je mijn hotel verlaat.”

“Dat was ik niet van plan,” sprak Jan Vermeer, “En jij weet dondersgoed waarom.”
“Ik wil met jou niets meer te maken hebben,” zei de oude vrouw terwijl ze stil bleef staan voor het gordijn, met haar rug naar Jan Vermeer toe.”
“Je bent te laf om me in de ogen te kijken,” sprak Jan Vermeer, “maar je zult ‘het’ toch wel in de ogen moeten kijken Maria Stuivenberg.”
“Er valt helemaal niks te zien.” sprak ze. Ze duwde een gordijn opzij om naar binnen te lopen toen achter haar een metaalachtig geluid hoorbaar was.

“Blijf staan.” sprak Jan Vermeer.

Ze bleef staan. “Als jij mij nu doodschiet bewijs je mij een dienst,” sprak ze, “En zul je zelf je tot aan je graf nog steeds alle vragen hebben die je hebt.” Ze liep door de gordijnen naar de ruimte erachter. “Jij wint er niets mee en ik ben je dankbaar.”
De gordijnen sloten zich achter haar.
Even hing er een stilte. En toen klonk er een oorverdovende knal.

___________
2023 ©Hugo Vos

(Dit is een bemoeiverhaal.
Je kunt je met het verloop van dit verhaal bemoeien. Welke vragen heb je bij dit verhaal? Waar wil je graag antwoord op? Wat hoop je dat er gaat gebeuren?
Zet het in een commentaar hieronder en wie weet neem ik het mee in het vervolg)

Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal. 
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.

“Gasten” (Een bemoeiverhaal) (1)

Het hotel lag gesitueerd tegen de rand van de stad. De bescheiden entree had vier witte traptreden naar een glazen deur met houten greep. Daar leek het nog wat. Maar als je naar binnen liep was het al snel duidelijk dat de glorie ergens in het verleden vergaan was.

De koperen bel stond op de houten balie waar een zwart geverfde rand omheen liep. Achter de balie keek je op de postvakken met de kamernummers. In de meeste vakken lag de knots met de kamersleutel eraan. In één van de vakjes lag een brief en uit een andere stak een krant.

Naast de postvakken hing een rood velours gordijn dat toegang gaf tot iets van een ruimte daarachter. 

Het rook er een beetje muffig. Achter het gordijn was het geluid van een televisie te horen.

Toen Jan Vermeer de lobby binnenliep en de deur achter zich sloot was hij niet verrast. Hij liep doelgericht op de balie af en gaf een klap op de bel. Er was in de afgelopen jaren niks veranderd. En hij wist wat er nu zou gaan gebeuren.

___________
2023 ©Hugo Vos

(Dit is een bemoeiverhaal.
Je kunt je met het verloop van dit verhaal bemoeien. Welke vragen heb je bij dit verhaal? Waar wil je graag antwoord op? Wat hoop je dat er gaat gebeuren?
Zet het in een commentaar hieronder en wie weet neem ik het mee in het vervolg)

Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal. 
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.

“Erotische verhalen uit het dierenrijk” (7: De panda) 

Van mij hoeft het niet. Echt niet. Been there, seen it, done it.  Seks… ik weet het niet. Niet aan mij besteed. Maar ja… ik zit in een fokprogramma. Dus ik zal wel moeten. Aan mijn aaibaarheid ligt het niet hoor. Ik ben zacht, ik ben vriendelijk en heel erg toegankelijk. Alsjeblieft zeg. Doe mij wat bamboe en ik ben tevreden.

Maar goed, ik snap het wel, het voortbestaan van onze soort zit er aan vast. Dus nu zit ik hier met Xue in een verblijf. ‘Of we het maar even willen doen met elkaar’.
Hoe dan?
Ze is maar drie dagen per jaar vruchtbaar. En dan moet ik maar net zin hebben. En aan haar gedragingen te zien is dit een van die drie dagen.

Mijn verzorger zei me: “Dan máák je maar zin!”. Dus oké. Tja, ik ben bamboetechnisch toch van hem afhankelijk. Dus nu zit ik hier nu uiteindelijk met haar in één verblijf.

En eerlijk gezegd… zij lijkt ook niet echt zin te hebben.

Ik moet wél zeggen… ze doet haar naam eer aan. Ze is maagdelijk wit, daar waar ze wit is. Maar ze is ook gitzwart waar ze zwart is. Haar ogen zijn amper vindbaar in de vlekken op haar gezicht. Dat maakt me nieuwsgierig naar haar. Wat gaat er in haar om? Waar kijkt ze naar? Wanneer kijkt ze naar me? Kijkt ze überhaupt? Ze lijkt vooral bezig met haar bamboe.

Ze lijkt volledig geconcentreerd op de twijgen. Ze stopt ze in haar mond, krult haar lippen eerst om de stam en haalt deze heel langzaam naar opzij. Langzaam verdwijnen de opstropende blaadjes in haar mond. Daar lijkt ze mee te spelen. Dan neemt ze een hap van de stam zelf. Oeh… ik moet er niet an denken dat dat mijn stam zou zijn. 

Zie je? Nou ben ik het momentum al weer kwijt.

Wacht… ze kijkt naar me! Ja, ze kijkt! Toch? Ze steekt weer een twijg in haar momnd en trekt hem weer opzij, terwijl ze me aankijkt. Zou ze dan toch…? Ik heb te weinig ervaring. Geen idee wat wat betekent.
Als ik nou langzaam haar kant op ga? Wat zou ze dan doen? Wat zou ik dan doen? Nee… ik ga niet. Of toch wel… laat ik eerlijk zijn, hoe vaak krijg ik de kans. 
Wat?
Praat ik nou vanuit verlangen? Dat kan niet. Dat kén ik niet. Ik heb geen verlan… mijn hemel wat doet ze nu met die bamboe? Oh wow. Dit doet me iets. Ze lijkt het er om te doen. Ze kijkt me aan terwijl ze sabbelt, heen en weer… likt… Got wat gebeurt er…? Ik wil haar aanraken. Ik wil haar rug onder mijn buik voelen. Ik ken dit niet, maar het kan me niks schelen. Kijk ze draait zich met haar rug naar me toe! Ik krijg toestemming. Ik krijg zin! Wat houdt me nog tegen?
Wat is ze zacht! Wat is ze warm! Wat is ze vochtig daar! Wat… ooooooh wow! Wat gebeurde er zojuist? Is dit het? Was dit het? Ze gaat weer apart zitten. Ach wat stelde het ook voor? Maken ze zich hier nou zo druk om? Ik weet niet… wacht maar weer een jaar. En dan nog… ik hoef niet zo nodig.

(Morgen meer)
___________
2023 ©Hugo Vos

Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal. 
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.

(Heb je een leuke titel, een foto of een thema als input voor een nieuw verhaal? Voel je vrij om je suggesties te droppen. Wie weet pakt hij het op.)

“Erotische verhalen uit het dierenrijk” (6: De dekhengst) 

Sommigen die vinden er wat van. Dat ik er voor betaald word. Ze vinden het goedkoop. Maar ze moesten eens weten hoeveel ik opbreng. Dan gingen ze stante pede hetzelfde pad op als ik. Niet dat het ze zou lukken trouwens, want je moet wel wat in huis hebben. 

Allereerst je afkomst. Die moet zuiver zijn. Dat moet je ook uitstralen. Je moet verzorgd zijn. Er goed uitzien. Aantrekkelijk.
En je moet het kunnen. Iedere dag opnieuw. Op commando. Soms zelfs twee keer op een dag. Of, als ze me een paar dagen in een wei vol merries loslaten, wel tien keer per dag. Dat hangt van de merries af dan natuurlijk.
Bij dat soort sessies moet ik er voor op reis. Dan ga ik een trailer in en breng ik een bezoek ‘aan huis’. Tja, als ik mazzel heb in een wei vol dus. Dat is veel relaxter voor me. Maar soms ook gewoon eenmalig in de stal. In het pad tussen de boxen. Dat zijn de vluggertjes.

Maar vaak komen ze naar mij toe. De merries. In een trailer. Denkend dat ze een stukkie gaan rijden. Ha! De meesten weten niet wat hen overkomt als ze uitgeladen worden. Ze worden aan de trailer vastgebonden. Zelf denken ze dat ze gezadeld gaan worden. Maar dan kom ik ten tonele. Gespierd en glanzend sta ik voor ze. Ik had ze al geroken toen ik in de stal stond, dus de onrust in mijn lenden was al gaande. En als ik ze dan zie, dan spant alles in mij aan en wil ontladen. Ik voel mijn huid klam worden, vochtig. Damp dampt van me af.

En toch… Ik wil eerst het spel. Ik probeer me los te werken van mijn teugels, wat niet lukt omdat men er al rekening mee houdt. Dan ga ik geluid maken, briesen. Zij hoort dat. Briest terug. Ze is in haar vruchtbare periode, anders was ze niet gekomen. Dus bij haar gebeurt ook iets van binnen. Ook die onrust. Ook dat briesen. Gehinnik. Gesjor aan de touwen. Ze wil kennis maken met me. Ik zie haar staartstuk al ietwat stijgen. Ik wil natuurlijk, zoals het hoort, haar mijn tanden laten zien. Ik wil flemen, zoals de natuur mij heeft meegegeven. Maar zij zit vastgebonden. Ze kan me niet zien. 

Ik word naar haar achterhand toegeleid. Ze ruikt me. Ik ruik haar. Hoe die hongerende grot onder haar staart signalen begint af te geven.
Ik weet dat het er hoe dan ook van gaat komen, want het is mijn werk. Zij heeft nog die twijfel. Ze wist niet dat ze bij me gebracht zou worden. Ik bries weer naar haar. Ze briest terug. Ze is beweeglijk in haar lendenen. Haar achterhand is niet stil te houden. Ze wil. Maar ik stel het uit. Ik beklim haar niet zomaar. Ik wil dat ze de rit van haar leven gaat krijgen. Ongezadeld. Ik ruik aan haar. Ik doe een schijnbeweging omhoog om mijn begeleiders te verwarren. Om haar te verwarren. En dan, als bijna iedereen denkt: Dit wordt hem niet vandaag, dan sta ik toe dat mijn geslacht naar buiten schuift. Die is indrukwekkend lang al zeg ik het zelf en gaat naar haar op zoek. Zij ziet het niet, maar ze weet het. Ze voelt het. En geeft zich aan me over.

(Morgen meer)
___________
2023 ©Hugo Vos

Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal. 
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.

(Heb je een leuke titel, een foto of een thema als input voor een nieuw verhaal? Voel je vrij om je suggesties te droppen. Wie weet pakt hij het op.)

“Erotische verhalen uit het dierenrijk” (5: De bonobo) 

Was ik maar een Chimpansee.
Die maken er wat van. Die spelen het spel van aankijken, wegkijken, geheimtaal met de ogen, aantrekken, afstoten. 
Maar ik, wij, met z’n allen… bij ons in de troep, nee, bij ons in de soort is het verworden tot een routinematig iets dat er gewoon bij hoort. En dat terwijl de jongelingen in onze troep allemaal erg aantrekkelijk zijn. 

Vooral Halfoor. Ik noem hem maar even zo omdat hij door een of ander voorval nog maar een half linkeroor heeft. Totaal niet van belang verder, maar zo kan ik hem een naam geven. Misschien is het juist wel dat halve oor dat hem zo aantrekkelijk maakt. Hij heeft een geschiedenis, heeft iets meegemaakt en iets te vertellen. Zo heeft hij iets speciaals en wordt hij een opvallend individu.

Oh hij heeft me al menigmaal genomen hoor. Net als alle anderen. Dat doet iedereen hier in de troep, of moet ik het een commune noemen? Iedereen doet het met iedereen. Man, vrouw, jongeling, het maakt niet uit. We doen het heel erg vaak met elkaar. Alles en iedereen met en door elkaar ook nog eens. Het neemt zo lekker de spanning weg die er soms kan hangen. 

Maar wat is het dan nog waard? Wat ben ik nog waard? 

Ik wil zo graag aantrekkelijk gevonden worden. Dat ik ergens zit op een tak bijvoorbeeld. Dat ik me met een béén vasthoud en dat ik het andere been wat losjes laat bungelen. Dat halfoor dan voorbij loopt, mijn been ziet. Dat er dan iets voelbaar wordt. Dat ik de ontrust in zijn lijf zie ontstaan. Dat hij mijn blik vangt. Dat ik dan schalks naar de grond wegkijk en dat ik dan weer zijn blik zoek. Dat hij me dan nog steeds aankijkt en dan zelf wegkijkt, wat schichtig om zich heen kijkt om te zien of er niet een alfa in de buurt is. 

Dat hij dan naast me komt zitten. Me begint te vlooien. Eerst mijn schouder, dan voorzichtig naar voren. Dat hij me dan aan blijft kijken terwijl hij vlooit. En toch af en toe rondkijkt op zoek naar alfa’s omdat we beiden weten: Dit wordt niet gewaardeerd. 
Zoals dat gaat bij de chimps. 

Dat hij in de plooi onder mijn borsten vlooit. En dat ik hem dan terug vlooi. Zijn borstkas, zijn buik, steeds verder naar beneden. Dat ik dan zijn roze roede tegenkom. Er omheen vlooi. En dat er dan een alfa passeert en hij hem dan moet verbergen. En dat ik mezelf daarna aan hem aanbied door voor hem te gaan staan en hem mijn gezwollen opening laat zien. En dat hij dan daarna mij… Niet uit spanning en opwinding van ongemak. Maar vanuit een wíllen. Noem het een verlangen, liefde. Omdat ik IK ben. En dat ik dan net geen kreetjes slaak om de alfa’s niet te alarmeren.

Maar nee… ik ben een bonobo. We doen het omdat het kan en omdat het moet. Om ruzies te beslechten of om gunsten te verkrijgen.
Was ik maar een Chimpansee. En Halfoor ook…

(Morgen meer)
___________
2023 ©Hugo Vos

Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal. 
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.

(Heb je een leuke titel, een foto of een thema als input voor een nieuw verhaal? Voel je vrij om je suggesties te droppen. Wie weet pakt hij het op.)

Krijg dagelijks een vers vers per email

We sturen je geen spam! Lees ons privacybeleid voor meer informatie.

Vergedichten

Wanneer ik in mijn ogen kijk
Zie ik de mooiste vergedichten
Ik schrijf zover de hemel reikt

Ik schrijf zolang de hemel rijkt
Over de mooiste vergedichten
Wanneer ik in mijn ogen kijk