De avondzon schijnt. Haar gouden stralen liggen langgerekt en spiegelend nog op het water. Ze kabbelen hun sfeerverlichting richting de oever. Waar ik zit. Te wachten. Tussen het riet. Zodat jij, als jij me ziet straks, mijn naakte lichaam niet in één keer in het vizier hebt. Er moet wat te raden zijn.
Ik zal straks je nieuwsgierigheid prikkelen, terwijl de spiegeling van de zon mijn lichaam in haar gouden spotlights zet. Je zult hunkeren naar meer. Naar mijn slijmerige dunne huid, die stil fluistert: ‘Klim op mij met jouw koude buik! Ontneem mij mijn adem.’
Niet lang daarna zul je je bevliesde poten om mij heen slaan in een innige amplexus en mij niet meer loslaten. Nu niet, nooit niet. Huid op huid, zolang je kunt! Om dan in een machtige apotheose je zaad te storten op alle eitjes die ik uitstort in het water.
De zon schijnt nog op mijn rug. Warmt me op. Ik weet dat jij dat fijn vindt als koudbloedige. Dat wanneer jij op me klimt dat je voelt dat ik warm loop voor je.
Oh mijn held. Troubadour van de vijver. Met je enorme keelzak. Hoe jij klinkt, klinkt geen andere. Jouw ballades doen al de eitjes die ik in mij heb tintelen. Ik houd ze nog een tijdje in als jij op me zit. Dan duurt het langer voor je komt
We zullen samen zwemmen, we zullen in de modder woelen, het land bewandelen, terugkeren in het riet en in het water. Je eeltige paarborstels achter je duimen zullen me stevig vasthouden. Ik neem je overal mee naar toe. Als je maar zingt mijn liefste. Zing! Laat je horen! Zing voor mij! Voor mij alleen!
Jij bent daar ergens. Ik weet het. Ik heb je ogen al gezien boven het wateroppervlak. Midden in die zee van kroos. Loerend, op zoek naar een glimp van mij. Verstoppertje spelend. Hopend dat ik spring. Maar ik spring niet lieve schat. Ik wacht tot jij beweegt. Mij ziet tussen de stengels. Ik zal bewegingen maken hier tussen het riet. Playing hard to get. Ik zal uitstel afdwingen totdat jouw hunkering naar mij op haar grootst zal zijn. Oh mijn prins. Ik smacht, ik verlang naar jouw diepe basgeluid die ik zal voelen tot in het diepst van mijn billen.
En dan, als jij de moed al bijna zelf hebt opgegeven, dan spring ik. Ja, dan spring ik met een luide plons. Op weg naar jou, naar ons. Naar een hoogtepunt dat dagenlang zal duren.
(Morgen meer)
___________
2023 ©Hugo Vos
Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal.
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.
(Heb je een leuke titel, een foto of een thema als input voor een nieuw verhaal? Voel je vrij om je suggesties te droppen. Wie weet pakt hij het op.)