Lief dagboek… hoe te beginnen?
Fiona begeleidde me naar het theehuis op het eiland. Het maanlicht was onze enige verlichting. Ze had me geholpen met mijn garderobe, onder én boven en met mijn make-up. Ik herkende mijzelf niet. Oh lief dagboek, ik zag er magisch uit. En ik zal je zeggen… het werd magisch en het bleef magisch.
Er waren duidelijke instructies. Alles zou in het duister plaatsvinden. Ik moest laten gebeuren wat er zou gebeuren en mocht geen vragen stellen. Ook niet de dagen erna. Als ik moest wachten, dan moest ik gewoon blijven wachten. Hij zou vanzelf verschijnen. Fiona zou mij na afloop weer terug begeleiden naar mijn appartement en zou de hele verdere nacht beschikbaar voor me zijn om me in alles wat ik nodig had te helpen. Ze fluisterde me in dat ik me geen zorgen hoefde te maken.
Zo bracht ze me het theehuis in waar niets anders stond dan een groot bed. “Vertrouw me maar,” zei ze. “En vertrouw ‘het’ maar, hij is zinderend in deze toestand”. Ze kneep even in mijn arm en vertrok.
Het was een uur of half twaalf schatte ik in. Ik lag te wachten in het bed. Ik was bang. Maar vluchten was geen optie en op de één of andere manier, sinds die siddering na zijn subtiele aanraking in de serre, was ik ook benieuwd en was er misschien wel sprake van een, schrik niet dagboek, van een nieuwsgierig verlangen.
Hij kwam iets voor middernacht. Ik zag door het duister niets, maar ik hoorde zijn ademhaling. Hij naderde me voorzichtig. Rook aan me, uitgebreid van boven tot onder. Hij streelde met één van zijn nagels mijn blote arm. Weer die siddering. Ik wist dat hij het was. Ook al zag ik niets. Het wond me op en ik voelde een diep verlangen in mij opwellen. En, gek genoeg, ik wist: ‘Ik ben in vertrouwde handen’.
Ik voelde zijn lippen mijn huid aftasten. Zwaardere lippen dan ik me herinnerde, dat verbaasde me. Ik kreeg de ene siddering na de andere. En toen dagboek… met één beweging scheurde hij de kleding van mijn lijf. Hij drukte me tegen zich aan. Hij was gespierder en behaarder dan je van een 91-jarige zou verwachten. Ik gaf me over, ik kón niet anders. Het was magie. Alsof hij me besprong. Het ging er vurig en ruig aan toe. We vreeën zoals ik nog nooit gevreeën had. Dierlijk haast. En het stopte even plotseling als het begon. Op mijn ongekende hoogtepunt stond hij op en verdween. Mij sidderend achterlatend op het bed. Oh ik wilde dat hij terugkwam. Mij nogmaals nam met al zijn dierlijkheid en al zijn kracht. Maar hij kwam niet terug.
Kabaal in het hertenkamp bracht mij terug in het hier en nu. Fiona kwam binnen. Ze had een peignoir bij zich en omhulde mij er liefdevol in. Ze leidde me naar buiten. In het maanlicht zag ik dat ze naar me glimlachte. Ik keek naar de hemel. Het was volle maan. Ik zag dat er gevochten was in het hertenkamp en dat één hinde ontbrak.
Toen we de villa betraden leek het of ik in de verte een wolf hoorde huilen.
(Morgen meer)
___________
2023 ©Hugo Vos
Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal.
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.
(Heb je een leuke titel, een foto of een thema als input voor een nieuw verhaal? Voel je vrij om je suggesties te droppen. Wie weet pakt hij het op.)