Ik sprak vandaag een zwerver
die verloren op een koud nat bankje zat
temidden van een berg met spullen.
Ik vroeg: ”Wat draag je allemaal bij je man?”
“In die tassen van de supermarkt”, zei hij
“Daar zitten al de boodschappen
die ik van mijn ouders kreeg.
Dat ik niet deugde en een kutkind was.”
Ik telde zeven overvolle, uitpuilende tassen.
“Die bundel met dat touw erom”, zei hij
“Dat is mijn deken vol van zelfverwijt”
Ik zag de smoezelige vlekken in de wol.
“In die koffer zitten al mijn dromen”
De koffer had geen bodem meer
en was volkomen leeg
“Ik weet niet goed waar ze gebleven zijn”
“Die fles met drank is mijn geluk.
Veel te duur voor mij, maar ik moet toch wat?
Ik offer mijn maaltijden er voor op,
ze verdooft immers mijn hongergevoel”
“Dat krat”, sprak hij, “Wat een onhandig ding!
Maar ja, die zit dus vol met al mijn pech,
mijn ontslag, mijn mislukte huwelijk,
mijn schulden en het gemis van mijn drie kinderen”
“In die doos zitten mijn jeugdherinneringen
het gepest, de klappen die ik kreeg
de keren dat ik misbruikt ben en verkracht
en, oh ja, de schuld die men mij gaf.”
“En dan die winkelwagen vol met wanhoop
ik duw dat ding de hele dag maar voort.
Ben blij dat ik tenminste wat te duwen heb
en leg er iedere dag wat extra’s in.”
“En die rugzak?”, vroeg ik hem.
“Die?, die hebben onbekenden mij gegeven,
die draag ik niet vrijwillig mee, maar ach
ik ben het inmiddels zo gewend.”
“Maar kom”, zei hij, “Ik moest maar weer eens gaan”
Hij stond op en raapte alles zo goed als ’t ging
weer bij elkaar. Ik keek hem na en groette hem.
Ik merkte op dat ik maar weinig spullen had.
Teken de tas van iemand die je vandaag tegenkomt.