De borsten van mijn moeder
(Dat moet toch wel in het begin?)
Mijn knuffelbeer met buikgeluid
(Zachte krullen op katoen)
Het stuur van mijn rode driewieler
(Rechts koud ijzer want een handvat stuk)
De hand van mijn vader
(Groot en eeltig en met groeven)
De deurknop van het wiskundelokaal
(Kil en koud)
De poes Maukie
(Warm zacht, het trillen van haar gespin)
De gashandle van mijn brommer
(Dat vettige op dat kunststof)
De linkerborst van de dochter van de dominee
(Warm, veerkrachtig onder die stugge rand van haar BH)
Sneeuwballen
(Kou kan zeer doen)
Stapels papier op de drukkerij
(Venijnig scherp soms)
De lange losse haren van mijn liefdes
(Tederheid in duizendtallen)
Mijn net geboren zonen
(Als had ik heel even maar mijn eigen hart vast)
Mijn ongeschoren kin
(Zo voelt mannelijkheid dus ook)
En jou mijn schat
En jou mijn schat
Teken je eigen hand