Selecteer een pagina

Ik heb mijn brug gevonden uiteindelijk. Of laat ik ‘we’ zeggen, want ik merk dat ik Puk steeds vergeet te noemen. Mijn trouwe viervoetige wandelende deken. Omdat ik geen echte deken vond ben ik uiteindelijk tegen Puk aan gaan liggen. Of Puk tegen mij, net hoe je het ziet. Arm om haar heen en elkaar warm houden.
De brug was in het park, van beton, overspande een watertje en had een mooi vlak stukje oever waar ik precies kon liggen met Puk. We sliepen net toen ik ruw aan mijn voeten werd getrokken. 

“Hé! Wat moet jij hier?! Dit is mijn plek!” Puk grauwde luid, waardoor het gesjor aan mijn voeten direct stopte. “Ho ho ho!” werd er geroepen, “Houd dat beest bij je!” Ik keek op en aan mijn voeteneind zag ik een paar benen in een dikke broek, een paar tassen en een slonzig vrouwfiguur. “Oh, sorry,” zei ik terwijl ik overeind ging zitten, “ik wist niet dat dit jouw plek was. Zal ik een andere plek zoeken?” De vrouw keek me met een schuin hoofd en een toegeknepen oog aan. “Wie ben jij? Ik ken jou niet!”. Ik zei mijn naam en vertelde haar dat ik sinds een dag op straat woonde. Puk grauwde weer. Ik maande haar te stoppen. “En dit is Puk,” zei ik, “mijn levende deken. Ze doet geen vlieg kwaad hoor, maar ze beschermt me als het nodig is.”

“Waarom leef jij op straat?” vroeg ze. Ik legde haar uit hoe mijn plek thuis door ene ‘Frank’ was ingenomen. Ze lachte. “Nou dan ga jij het nog zwaar krijgen op straat. Heb je wat te eten voor me?” Ik had nog één boterham in mijn lunchpakket zitten. Die had ik voor Puk en mij bedacht als ontbijt. Ik aarzelde. Maar ach, die vrouw zag er hongerig uit en leek er beroerder aan toe dan ik. Dus ik gaf haar onze laatste boterham met pindakaas en verontschuldigde me dat ik niet meer had.
Ze kwam naast me zitten en at de boterham met smaak op. “Wat heb je nog meer in die tas?” vroeg ze. “Mijn toilettas en mijn pyjama.” zei ik. Ze keek me ongelovig aan. “Jij bent niet echt wijs he?” Ik haalde mijn schouders op. 
“Ik ben Mariska,” zei ze. Het begon te regenen naast de brug. “en laat ik je één ding vertellen… Geef nooit je laatste eten weg aan een straatgenoot.” Ze schaterlachte. “Heb je geld?”. “Nee”, zei ik en legde uit dat ik geen portemonnee had meegenomen. Ze keek me ongelovig aan, schudde haar hoofd. “En vertrouw ook niemand,” zei ze, “dat doe je al goed.” Ik legde uit, dat ik écht geen portemonnee had meegenomen en dat, naast Puk, alles wat ik bezat in dit plastic tasje zat. Ik liet haar de inhoud zien. “Oh ja, en sinds vanmiddag een isolatiematje!”

Ze schudde haar hoofd weer. “Oh man, jij gaat dit niet overleven.” zei ze. “Hoe lang ga je op straat leven?” Ik vertelde haar dat ik werkelijk geen idee en ook geen alternatief had. 
“Oh man…” zei ze, “Jij hebt echt hulp nodig…” .

(Morgen meer)
___________
2023 ©Hugo Vos

Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal. 
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.

(Heb je een leuke titel, een foto of een thema als input voor een nieuw verhaal? Voel je vrij om je suggesties te droppen. Wie weet pakt hij het op.)

Dit delen: