er brandden drie waxinevlammen in mijn raamkozijn twee krachtig en vol vuur maar eentje vocht om ook een vlam te kunnen zijn ik stond blaasklaar de longen vol de klok tikte mijn slaaptijduur maar ja, dat vlammetje dat vocht om ook een vlam te kunnen zijn ’t had mij ontroerd ik hield mijn adem erbij in en heb nog lange tijd getuurd naar hoe het dapper om zijn lont vocht om ook een vlam te kunnen zijn ik zag mijzelf mijn levensdraad hoe lang heeft dat nu al geduurd en hoe ik daaromheen vanaf ‘t begin vecht om ook een vlam te kunnen zijn